Skip to content

Historie Eilandspolder

De Eilandspolder is een verrassend goed geconserveerd middeleeuws cultuurlandschap met hoge natuurwaarden en fraaie dorpjes met een historisch karakter. Hij ligt ingeklemd tussen de grote droogmakerijen Schermer en Beemster en stond vroeger bekend als het Schermereiland; restanten van een groot veenontginningsgebied omgeven door water. Dat water waren de grote meren; het Schermeer, het Beemstermeer en het Starnmeer.  Boeren en vissers leefden er en later ook arbeiders, zeelieden en reders.

Maar de polder was niet altijd een eiland. Eens maakte hij deel uit van het immense veengebied dat over westelijk en noordelijk Nederland lag; grote veenkussens als heuvels met daartussen afwateringsstromen. Eén groot moeras, zo zag het landschap van de Eilandspolder er rond het begin van de jaartelling uit.

Alleen verder in het westen was er vaste grond, daar lagen de duinen en de geestgronden. In dat duingebied woonden de vroege inwoners van westelijk Nederland, in het Kennemerland. Vanaf deze hogere gronden konden de bewoners met kano’s via de veenstroompjes de moerassen in, o.a. om te vissen. Vervolgens, zo’n duizend tot twaalfhonderd jaar geleden, begonnen ze delen van het moeras ook te ontginnen. Ze leerden hoe door het graven van slootjes het veen kon worden ontwaterd en tot landbouwgrond gebracht.

Een eerste nederzetting langs de Schermer, toen nog een veenstroompje dat uitmondde in de zee, was al gesticht rond 920: het Scirmere. Het dorpje Graft wordt genoemd in de archieven vanaf 1050, hoewel toentertijd op een andere locatie dan nu.

Graaf Floris V
Floris V
Graaf Floris V

Helaas heeft het ontwateren van het veen een groot nadeel. Zonder water komt er lucht in de grond en de onverteerde resten van de moerasvegetatie gaan alsnog verteren. Dan blijft er weinig over, het veen klinkt in en het landoppervlak komt lager te liggen.

Tegelijkertijd bleef de stijging van de zeespiegel, ingezet na het einde van de laatste ijstijd, met horten en stoten doorgaan. De veenkussens die eens hoog boven het water uitstaken kwamen steeds dichter bij zeeniveau te liggen. De zee drong via de afwateringsstromen almaar verder het veengebied binnen en sloeg het veen weg.

De stromen werden steeds groter en er begonnen zich grote meren te vormen. Er verdween meer en meer land en een stuk kwam als een eiland tussen deze meren te liggen: het ‘Schermer Eylandt’.

Maar ook dit eiland werd nog regelmatig overstroomd en een groot deel van de bevolking trok naar drogere plaatsen. De eerste ontginningsfase van het gebied kwam ten einde.

Wat later, in de 13e eeuw, hield Graaf Floris V zich actief met het waterbeheer bezig en startte een tweede ontginningsfase. Dat ging grootschaliger en middels ontginningscontracten met de kolonisten. De graaf had recht op een tiende van de opbrengst van het land dus dit was ook in zijn voordeel.

In het oostelijk deel van het Schermereiland werden dijken aangelegd tegen de overstromingen en het land werd ontgonnen in de typische stijl van die tijd zoals die ook in de Zaanstreek en Waterland te zien is: blokken land met een evenwijdige verkaveling van smalle percelen en slootjes van vaste lengte en haaks daarop grotere afwateringssloten, de gouwen.

Deze wijze van ontginnen onder contract staat bekend als “cope” en de blokken hadden een breedte van circa 1250 meter. Dit nieuw ontgonnen land werd de ‘Binnenmaden’ genoemd, de binnen de nieuwe dijken gelegen velden. De ontwatering functioneerde goed en er werd enige tijd ook akkerbouw uitgeoefend, o.a. met graan. De veeteelt bleef daarnaast nodig om voor de bemesting te zorgen.

Kaart Pieter C. Cort, 1607
Kaart Schermereiland 1607
Tik om te vergroten
Kaart 1603

Oorspronkelijk was de bewoning gelegen op de kop van de percelen langs de Gouw, de noord-zuid lopende sloot, die niet alleen als afwatering maar ook als transportroute werd gebruikt.  Aan het eind van de Gouw lag de “oude Schermerkerk”, zo ongeveer op de plaats waar nu de molen de Havik staat. Deze kerk staat op de oude kaarten van 1607 en 1635 aangegeven.

Later verplaatste de verbouwing zich naar de dijken en ontwikkelden zich de dorpen Graft, Noordeinde, Grootschermer, Schermerhorn en De Rijp. Rond deze tijd was de akkerbouw grotendeels onmogelijk geworden doordat het land steeds natter werd. Veel van de mannen vonden toen werk in de visserij en later de zeevaart.

De rest van het eiland, het westen en zuiden, was nog aan de grillen van het water overgelaten en voornamelijk gebruikt als hooiland: de ‘Burenmaden’. Dit gebied is nooit als een collectief onder contract ontgonnen en heeft een veel minder strak en meer blokvormig patroon van verkaveling, met grotere percelen.

Pas in de 16e eeuw waren de Buitenmaden geheel bedijkt en was het Schermereiland één grote polder: de Eilandspolder. Op de dijken van de Buitenmaden ontstonden de dorpen Driehuizen en West- en Oost-Graftdijk. Dankzij de dijken was een klein stukje van het ontgonnen land gered van de golven. Voor het dorpje Scirmere was het helaas te laat, dat werd verzwolgen.

Diverse molens zorgden voor de bemaling van de polder. Om toegang te houden tot de grote meren werden er overtooms of overhalen aangelegd waar scheepjes over de dijk konden worden getrokken. Bij Driehuizen lag bijvoorbeeld de ‘Grafter Overtoom’ (zie de oude kaart hierboven).

De bevolking van de Eilandspolder hield zich met meer bezig dan alleen landbouw. Door het ontstaan van de grote meren werden handel, nijverheid en zeevaart ook belangrijk. Vooral het Beemstermeer was een goede verbinding naar de zee.

Haringbuizen op de Noordzee
Haringbuizen

Wat zeer lucratief bleek was de haringvangst. Dankzij de uitvinding van het haringkaken, foutief veelal toegekend aan Willem Beuckel, kon gezouten haring lang bewaard blijven en ontwikkelde zich tot een volksvoedsel. Bij het kaken worden de ingewanden van de haring verwijderd, met uitzondering van de alvleesklier. De enzymen in dit orgaan bevorderden de rijping van de haring.

De boten waarmee de haring op de Noordzee werd gevangen heten haringbuizen. De haring en de haringbuis worden veelvuldig afgebeeld op de verschillende raadhuizen en rechthuisjes op dit eiland om duidelijk te maken waar de welvaart vandaan kwam. Later werd ook de walvisvaart belangrijk. Zeep, lampenolie, kaarsen en baleinen, het waren gewilde producten die dankzij deze vangst beschikbaar kwamen.

Vooral De Rijp heeft van deze economische groei geprofiteerd. Oorspronkelijk was het een buurtschap van Graft, maar dankzij de handel werd het een welvarend dorp waar vele vooraanstaande handelaren, ondernemers en reders zich vestigden. In 1607 scheidde De Rijp zich af van Graft.

Willem Beuckel, haringkaken
Kaart uit 1635
Kaart Schermereijlandt, kleur, 1635
Tik om te vergroten
Kaart 1635

In de 17e eeuw kwamen grote veranderingen. Dit was de Gouden Eeuw waarin zowel geld van investeerders als voldoende technische kennis aanwezig waren om de grote meren zoals de Schermer en de Beemster te lijf te gaan en droog te leggen. Geen makkelijke klus, ook al niet omdat het water bijna 3 meter diep was.

Een enkele windmolen van toen met een schoepenrad kon water ongeveer een meter oppompen, dus dat betekende dat er steeds drie molens in serie gebruikt moesten worden. Voor z’n groot meer waren er al snel 40 molens nodig en er moest zeer veel graafwerk worden verricht voor de aanleg van de ringvaart en de dijk. Dat ging allemaal met de hand!

In 1612 viel het eerste grote meer droog: de Beemster. De op het eiland geboren timmerman Jan Adriaanszoon speelde hierbij een belangrijke rol. Hij implementeerde verbeteringen in het ontwerp van poldermolens en kreeg de leiding over de molens die dit grote meer moesten leegpompen. Daarna hield hij zich met vele andere droogmakerijen bezig en nam later de naam Leeghwater (laag water) aan. In zijn geboortedorp De Rijp ontwierp hij het raadhuis met de daarbij behorende Waag.

De droogmaking van de Beemster was een succes. De grond was vruchtbaar en de investeerders waren tevreden. Snel volgden de Schermer (1635) en het Starnmeer (1643) en werden ook de diverse kleinere meertjes binnen de Eilandspolder aangepakt, zoals het Noordeindermeer en het Sapmeer.

Zo was de defensieve aanpak van beveiliging tegen het oprukkende water omgeslagen in een offensief om het verloren gebied weer terug te winnen en kwam het eiland opeens te midden van land te liggen.

Een nadeel van al deze droogleggingen was wel dat de bufferfunctie verdween die de meren hadden voor het waterbeheer. Bij droogte was men gewend water vanuit de meren binnen te laten en bij veel regenval kon het overtollige water op de meren afgevoerd worden. Daar kwamen veiligheid en de beschikbaarheid van goede landbouwgrond voor in de plaats.

De kaart van 1635 hierboven geeft een fraai beeld van de situatie net na de drooglegging van de Schermer.

De vele molens van de Schermer, 1905
Vele molens van de Schermer
Molens Schermer, 1905

Sinds de late middeleeuwen zijn de hoofdstructuren van het landschap van de Eilandspolder niet veel veranderd. Ook de dorpen zijn nauwelijks gegroeid. Alleen De Rijp is recentelijk een stuk uitgebreid met nieuwbouw, ten zuiden van het oude centrum.

Ondanks de drooglegging van de grote meren en het verlies van de direkte toegang tot de zee, floreerde in de Gouden Eeuw de economie in grote mate. Vooral rondom De Rijp, maar ook in de andere dorpen was veel nijverheid en het land stond vol met industriemolens. Nabij de Gouw kwam de stank van de traankokerijen je tegemoet.

Naast de zeevaart en visserij waren het kloppen van de hennep voor touwen, zeilen en netten, het zagen van hout voor de schepen, het malen van zaden tot olie en graan tot meel, belangrijke middelen van bestaan. Ook toen de walvisvaart steeds minder werd.

Tot ver in de 19e eeuw bleven nijverheid en haringvangst belangrijk, maar de welvaart nam gestaag af. In vele dorpen was armoede en ook het onderhoud van de fraaie gebouwen die in de hoogtijd waren gebouwd viel steeds zwaarder.

In Graft ging zo de kerk verloren die als bouwval in 1951 werd gesloopt. Ook het raadhuis in De Rijp leek die kant op te gaan totdat in 1909 een restauratie werd ondernomen. Middels stichtingen, monumentenzorg, het zoeken van andere bestemmingen etc. is het gelukt het meeste erfgoed van de polder te behouden en die is nu voor de toerist te bewonderen.

Wat wel een stevige ingreep in het landschap betekende, was de aanleg van hoogspanningsmasten in de polder in de jaren ’60. Deze lopen bij Grootschermer vlak bij de bebouwing. De bevolking was tegen, maar de overheid legde een gedoogplicht op. Er werd beloofd dat het tracé slechts tijdelijk was en later vervangen zou worden door een kabel. Deze belofte, hoewel technisch uitvoerbaar, is nog steeds niet ingelost.

Hieronder worden de dorpen van de Binnenmaden kort beschreven: De Rijp, Graft, Grootschermer en Schermerhorn.

Krul
De dam van De Rijp met raadhuis
De Rijp, dam met raadhuis
De dam van De Rijp met raadhuis

De Rijp

Voor de herontginning van het oostelijk deel van het eiland in de 13e eeuw werden dijken aangelegd om het land tegen overstroming te beschermen. Eerst de Noord-zuid lopende dijken waarop nu Graft en Grootschermer liggen en daarna de oost-west lopende dijken waar later Schermerhorn en De Rijp ontstonden. De Rijp stamt waarschijnlijk uit het begin van de 14e eeuw.

In de tweede helft van de 14e eeuw werd er een dijk aangelegd van De Rijp naar het zuiden, de Zuiddijk; deel van de bedijking van de Burenmaden. Bij De Rijp werd hiermee een verbindingswater tussen Graft en het Beemstermeer geblokkeerd. Op deze dam was derhalve een overtoom, waarmee bootjes over de afdamming werden getrokken, later bouwde men een schutsluis.

Wapen De Rijp, haringen met kroontje

De Rijp behoorde oorspronkelijk bij Graft, maar dankzij de gunstige ligging aan het grote water van het Beemstermeer en in controle over de toegang tot de rest van het Schermereiland ging het buurtschap steeds meer zijn eigen weg en in 1607 vond de formele afsplitsing plaats. Vanaf die periode ontwikkelde De Rijp zich snel en kwam tot bloei. De scheepvaart, handel en nijverheid werden steeds belangrijker. Vooral de haringvangst groeide snel.

De haven van De Rijp moest uitbreiden en er werden prestigeobjecten gebouwd. Niet in de laatste plaats het Raadhuis met Waag uit 1630, ontworpen door Leeghwater. Dit gebouw was opgetrokken in steen, wat de reden is dat het de vele grote branden die het dorp teisterden heeft overleefd. In de voorgevel van het raadhuis zijn gevelstenen gemetseld. Een met het wapen van De Rijp en een met een vissersschip, een ‘haringbuis’. Deze laatste is een verwijzing naar een toendertijd belangrijke bron van inkomsten. In het wapen van De Rijp staan twee haringen met kroontje afgebeeld, zie foto’s hierboven.  Voor informatie over het gebruik van het raadhuis klik hier.

De Rijp: Raadhuis, dam en Grote Kerk
De Rijp, brand van 1654
Tik om te vergroten
De Rijp, brand van 1654

In 1529 werd de Grote Kerk gebouwd. Helaas ging deze ten onder tijdens de grote brand van 1654 (zie tekening hierboven). Deze brand was ontstaan toen tijdens een hevige storm een van de hennep-klopmolens door z’n rem brak en steeds sneller ging draaien. Hierdoor liep alles warm en ontstond brand. Vrijwel het gehele dorp dat vooral bestond uit houten huizen werd verwoest. Alleen het raadhuis, gebouwd in steen, wist men te behouden.

 In 1656 was de nieuwe Grote kerk gereed en die staat er nog steeds. Zeer fraai zijn de gebrandschilderde ramen. Een deel hiervan was geschonken door de omliggende waterschappen en steden als steun bij de wederopbouw. Elk raam toont het wapen van de gever. Voor meer informatie over de Grote Kerk klik hier.

De Rijp, Grote Kerk
Grote Kerk in De Rijp
De Rijp, Grote Kerk
De Rijp, Grote Kerk en kerkhof
Grote Kerk, De Rijp

Na de successen van de haringvangst stortten de reders en handelaren van De Rijp zich op de walvisvaart en in 1680 bezaten ze wel 19 walvisvaarders. Voor de verwerking van alle producten en gerelateerde activiteiten waren veel molens nodig die overal rondom De Rijp werden gebouwd, waaronder hennepkloppers (voor touw, zeildoek en netten), houtzaagmolens, oliemolens en meelmolens. Het koken van de walvisblubber in de traankokerijen vond vooral langs de Gouw plaats. Helaas ging dit gepaard met een enorme stankoverlast.

Met de droogleging van de Schermer en Beemster lag De Rijp niet meer aan open water. Dat had echter weinig invloed op de zeevarende activiteiten. De haringvloot kon het dorp nog steeds bereiken en de walvisvaarders bleven in Zaandam en transporteerden de blubber en baleinen via kleinere bootjes. In de polder zelf waren vele industriemolens en de handel tierde welig. De welvaart was groot en bleef dit tot ongeveer 1800. Veranderingen in de wereld met oorlogen en teruglopende vangsten maakten een eind aan de vele activiteiten en het dorp keerde langzaam weer terug naar zijn agrarische oorsprong.

Dat het oude karakter van het dorp nu nog steeds zo goed bewaard is gebleven is een wonder te noemen. Wel is De Rijp het enige dorp op het eiland dat in de laatste 100 jaar sterk uitgebreid is met nieuwbouw, maar de oude kern is behouden. Een wandeling door De Rijp is zeker de moeite waard. De sluis, de dam, de kerk, het raadhuis, de waag, er is zeer veel te zien. Ook de horeca is ruimschoots aanwezig. Verder zijn er op diverse plaatsen bootjes te huren.

Krul
Zerkenvloer Graft
Grafzerk Graft
Zerkenvloer, Graft

Graft

Het dorp Graft wordt al genoemd zo’n duizend jaar geleden. Waarschijnlijk lag het toen wat westelijker dan nu. Toen in de 13e eeuw de herontginning van het oostelijk deel van het Schermereiland werd gepland kreeg Graft, als grootste dorp in de regio, het recht van Graaf Floris V om de polder te bedijken.

Eerst werden de noord-zuid lopende dijken aangelegd waar nu niet alleen Graft, maar ook het Noordeinde en Grootschermer aan zijn gelegen. Oorspronkelijk woonden de boeren aan de Gouw, op de koppen van de velden. Later verplaatste de bevolking zich later naar de dijken en ontstond het huidige Graft.

Graft was van oorsprong een boerendorp en dat feit is ook te zien aan de koe in het wapen van Graft. Later, met de opkomst van de haringvisserij werd de scheepvaart belangrijk en vele mannen zullen daarin werk hebben gevonden. Graft had in de 17e eeuw een aanzienlijke haringvloot. Maar deze viel in het niet bij De Rijp. Dit buurtschap van Graft splitste zich in 1607 af en werd zelfstandig.

Na lang gebakkelei met buurdorp De Rijp over raadhuizen bouwde Graft zijn eigen raadhuis in 1613. Dankzij restauratie in het begin van de 20e eeuw is het van verval gered en nu in goede staat. In de gevel zijn een drietal gevelstenen gemonteerd; één met het wapen van Graft met een boom en een koe, een verwijzing naar de agrarische oorsprong van het dorp; één met een haringschip, een verwijzing naar de rijkdom die hierdoor vergaard werd; en één met de beeltenis van Prins Maurits, de toenmalige stadhouder en leenheer, zie foto’s hierboven. Op de onderste trappen van de trapgevel staan vrouwen Justitia en Prudentia. Voor informatie over gebruik van het raadhuis klik hier.

Als belangrijkste dorp van de polder had Graft ook een kerk. Helaas werd door de achteruitgang in welvaart in de 19e en 20e eeuw het onderhoud van de kerk te veel voor het dorp en raakte hij in verval. In 1951 is de kerk gesloopt. Een deel van de vloer met zerken (graven) is bewaard gebleven. Zie foto hieronder.

Raadhuis Graft
Zerkenvloer voormalige kerk, links het raadhuis

Het Noordeinde was een buurtschap van Graft en is nooit een zelfstandig dorp geweest. Vroeger was hier onder andere een touwslagerij. De huizen liggen aan een klein meertje, een restant van het vele water dat vroeger ook binnen de polder lag. Toen het Noordeindermeer werd drooggelegd werd er door de vissers van Noordeinde bezwaar gemaakt dat zij dan geen ruimte meer hadden voor het wassen van de netten. Daarop werd besloten een klein stukje open te laten.

Krul
Kerk  Grootschermer
Kerk Grootschermer
Kerk Grootschermer

Grootschermer

Grootschermer ligt op een van de noord-zuid lopende dijken die de Binnenmaden moesten beschermen tegen overstromingen. Deze dijk werd aangelegd in de 13e eeuw. Vroeger bestond het dorp uit twee delen: Zuid-Schermer en Noord-Schermer. In 1811, onder dwang van Napoleon werden de twee dorpen samengevoegd tot Grootschermer.

In Zuid-Schermer staat een raadhuis uit 1639. In Noord-Schermer was een veel kleiner rechthuis, uit 1652. In 1939 heeft men het veel kleinere rechthuis van Noord-Schermer afgebroken en steen-voor-steen naast dat van Zuid-Schermer weer opgebouwd. Op de foto hieronder is goed te zien dat het huidige gebouw uit twee delen bestaat. Op beide gebouwen staat vrouwe Justitia afgebeeld op een gevelsteen. Op het oude raadhuis is ook een steen met de afbeelding van een haringboot, als verwijzing naar de belangrijkste bron van inkomsten uit die tijd. Voor meer informatie over en gebruik van het raadhuis klik hier.

Op het wapen van Zuid-Schermer staan sinds 1608 twee snoeken afgebeeld.

Wapen Grootschermer, snoeken
Raadhuis en Rechthuis van Grootschermer
Raadhuis en Rechthuis van Grootschermer
Kerk Grootschermer
Kerk Grootschermer met wijzerplaten van ongelijke grootte

Het dorp heeft al vroeg een kerk gehad, waarschijnlijk al sinds de 14e eeuw. In 1612 stortte deze helaas in. In 1763 werd een nieuwe kerk voltooid. Hij staat net als de vorige niet op de dijk, maar aan de andere kant van de sloot, in het weiland en verbonden met een mooi bruggetje.

De kerk bevat nog vele oude elementen, deels zelfs van de eerste kerk. De preekstoel is er daar een van en stamt uit ongeveer 1630.

Interessant is te vermelden dat de wijzerplaten van de klok op de toren van de kerk niet allemaal even groot zijn. Die aan de oostkant, in de richting van de graslanden, is groter. Zo konden de boeren vroeger makkelijker zien hoe laat het was, zie foto hiernaast/hierboven. Voor meer informatie over de kerk klik hier.

Krul
Grote kerk Schermerhorn
Grote Kerk Schermerhorn
Grote kerk Schermerhorn

Schermerhorn

Dit dorp is ontstaan op een van de oost-west lopende dijken die in de 13e eeuw werden aangelegd om de Binnenmaden te beschermen tegen het dreigende water. Het dorp werd welvarend in de Gouden Eeuw met de opkomst van de handel, nijverheid en zeevaart in het gebied.

Op het wapen van Schermerhorn staat een mol afgebeeld. Het verhaal gaat dat de inwoners na een geschil met een van de naburige dorpjes de bijnaam wroeters kregen. Als een soort geuzennaam werd dit opgenomen en verbeeld middels een mol op het wapen.

In de Grote Kerk hangt ook een bord met het opschrift: ‘De mol int groene velt is ons tot een wapen gestelt’

Wapen Graft met mol

In 1520 was er al een kapel gebouwd in Schermerhorn, maar de toenemende welvaart maakte het mogelijk om in 1636 een fraaie kerk te bouwen in gotische stijl met gebrandschilderde ramen: de Grote Kerk. De kerk was opgetrokken uit steen, waardoor zij de grote brand van 1699 heeft overleefd.

Gezien de grootte van het dorp is het een imposante kerk, wat weer duidelijk maakt hoe groot de welvaart ten tijde van de Gouden Eeuw was. Later werd het onderhoud een steeds grotere last maar gelukkig verkeert zij nu in goede staat.De kerk heeft een fraaie vloer met zerken (zie foto’s hierboven) en veel van de gebrandschilderde ramen zijn bewaard gebleven. Ook zijn er een tweetal scheepsmodellen te zien. Voor meer informatie over de kerk, klik hier.

Tegenover de kerk staat een rechthuisje, de lokatie waar het gezag waar vroeger recht sprak.

Vlak naast Schermerhorn staan nog een aantal typische poldermolens, achtkante binnenkruiers met scheprad, die gebruikt zijn om de Schermer droog te pompen. Een van de molens is ingericht als museummolen.

Rechthuisje, Schermerhorn
Krul
Museummolen
Museummolen
© F.L. Snijders